Ik bel aan bij de koffieshop. Een opgepompte kerel doet open met een blik alsof hij zeggen wil: 'Wij doen geen deals met puisterige onderkruipsels.’ Mijn drijfveren zijn echter van een geheel andere aard dan hij tot op dat moment veronderstelt. ‘Die witte racefiets, hier voor de deur… ,’ stamel ik, ‘uh, van wie is die?’ Gek genoeg ben ik niet bang. Vreemd eigenlijk. Als klein jochie ging ik al janken als ze zeiden:’ ga maar janken,’ En nu stond ik daar een beetje stoer op de stoep te staan. 'Dat is mijn fiets,’ zegt die klerenkast dreigend. ‘Waarom?’ 'Nou, ik liep hier langs en herkende opeens mijn gestolen fiets,’ zeg ik, De bullebak doet een stap naar voren. ‘Dus jij beweert dat ik jouw fiets gestolen heb?’ 'Oh shit,’ denk ik, ‘sukkel, denk nou eerst eens na voor je iets onbezonnens doet.’ Ik overweeg hard weg te rennen, maar mij rechtvaardigheidsgevoel, dat me binnen enkele momenten in nog grotere problemen zal brengen, geeft me een klap in mijn gezicht en zegt: 'Niet gaan janken nou, jongetje. Dit is JOUW fiets! Je hebt er recht op dus je zorgt maar dat je hem terugkrijgt!’ ‘Nee, ik zeg niet dat jij, eh u, hem gejat heeft, maar, het is wel mijn gestolen fiets!’ ‘Hoe komt u eigenlijk aan die fiets?’ Ik probeer zo zelfverzekerd mogelijk over te komen. De klerenkast doet een stapje terug. Bespeur ik een aarzeling in zijn stem? Onzekerheid in zijn ogen? Ja, verdomd als het niet waar is. Ik heb mister Goliath in de hoek. Nog een paar klappen en hij gaat knock out. 'Gekocht in Rotterdam een paar weken geleden.’ Dit watje met spierballen weet, dat ik hem bijna heb ontmaskerd. Hij liegt en hij weet dat ik het weet. ‘Voor hoeveel?’ draai ik langzaam maar zeker zijn duimschroeven aan. 'Drie tientjes,’ zegt hij. Ik sta op het punt om een linkse directe uit te delen, en triomfantelijk mijn fiets op te eisen, wanneer er nog drie uitsmijters in deuropening verschijnen. Opeens zijn de rollen omgedraaid. Ze hebben mij in de hoek. Mijn rechtvaardigheidsgevoel heeft ondertussen de benen genomen. Ik overweeg zijn voorbeeld te volgen. ‘Weet u wat,’ zeg ik met trillende stem, ’hou hem maar, veel geluk ermee.’ Enigszins opgelucht omdat ik niet knock out ben gegaan, slenter ik er zo nonchalant mogelijk vandoor, mijn goeie, ouwe racekarretje achterlatend in de handen van die kidnappers! Maar op de hoek van de straat wordt ik staande gehouden door mijn rechtvaardigheidsgevoel, dat daar de hele tijd op me heeft staan wachten. Het geeft me een harde klap in mijn gezicht en scheldt me mijn huid vol. ‘Je bent toch geen watje! Je laat weer eens over je heen lopen. Door een paar van die body-builders. Pfff. Eitje. The story of your life. Grow up! Dit is het moment om er voor eens en altijd mee af te rekenen.’ Mijn rechtvaardigheidsgevoel heeft gelijk. Zonder na te denken loop ik naar het politiebureau, honderd meter verderop. ‘Ik zie mijn gejatte fiets staan,’ zeg ik tegen de agent. 'Ze hadden hem wit gespoten, die criminelen, maar ik herkende hem meteen. Dat hengsel van die remmen. Dat harde zadel. En die kapotte bidonhouder.’ Kennelijk klink ik nogal overtuigend want vijf minuten later loop ik met twee agenten in mijn kielzog in de richting van de koffieshop. De mensen op straat kijken me na alsof ik een Matt Damon ben die bewaking nodig heeft om de fans van zich af te houden. 'Even geen handtekeningen A.U.B. Ik ben op een missie! Mijn fiets moet gered uit de handen van criminelen. En mijn zelfbeeld probeer ik ondertussen ook te redden,’ denk ik Gelukkig staat mijn fiets er nog. Zodra de agenten aanbellen probeer ik een lantaarnpaal te imiteren. Ze doen niet open. De lafaards. Waarschijnlijk bezig om het land te ontvluchten. De agenten knippen mijn fiets los met een betonschaar. En hoewel ik geen aankoopbewijs meer kan vinden, is mijn verhaal kennelijk zo overtuigend dat ik mijn ouwe karretje mee krijg. Michel Linthorst Nawoord. Dit verhaal was voor mij aanleiding om nog eens na te denken over het beeld dat ik als kind en jonge volwassene van mezelf had. Eerlijk gezegd: een niet al te geweldig zelfbeeld. Ik vond mezelf een schijtebroek, niet al te knap en zeker niet stoer. Maar ik ontdekte dat dat beeld niet kon kloppen met de werkelijkheid. Daarvoor kon ik genoeg gebeurtenissen bedenken die het tegendeel bewezen. Zo werd ik ooit van mijn fiets geslagen door een groep jongens terwijl ik ze wilde passeren op een brug. De volgende dag ging naar de stad om dwars door zo’n zelfde groep jongens heen te lopen. Ik wilde mezelf bewijzen dat ik niet bang was. En ook wilde ik mezelf overtuigen dat niet alle groepen jongens mij altijd in elkaar zouden slaan. Toen ik een tijd terug een oude klasse-foto bekeek, viel me op, dat ik mezelf eigenlijk best een lief, leuk ventje vond. Een heel ander beeld dan ik jaren had. (Helemaal rechts, hurkend) Vanaf dat moment ben ik opnieuw gaan kijken naar mezelf.
Ik keek niet alleen naar wat ik gedaan en bereikt had, maar probeerde ook mijn talenten en sterke eigenschappen te ontdekken. Een zelfbeeld ontstaat vaak door meningen en oordelen die anderen over je hebben die jij ten onrechte bent gaan geloven. Tijdens de 7 life skills-training helpen we de leerlingen en deelnemers zelf te ontdekken wie ze echt zijn, wat hun talenten en sterke eigenschappen zijn. Bijna altijd heeft het een positief effect op hun zelfbeeld en vergroot het hun zelfvertrouwen. Wil je meer weten of zelf ook de 7 Life Skills-training geven? De eerstvolgende training van 2 x 2 dagen is op 2&3 november en 19&20 november 2015 Wil je meedoen, of meer informatie, stuur me dan een mailtje. Blog automatisch ontvangen? 7 Life Skills op social media volgen:
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Werkboek:
|